Ruth 1:1-6 "In de dagen dat de richters richtten, gebeurde het, dat er een hongersnood in het land was. Toen trok een man uit Betlehem in Juda met zijn vrouw en zijn beide zonen weg om als vreemdeling te vertoeven in het veld van Moab. De naam van de man was Elimelek, de naam van zijn vrouw Naomi en de namen van zijn beide zonen Machlon en Kiljon, Efratieten uit Betlehem in Juda; en in het veld van Moab aangekomen, bleven zij daar. Toen stierf Elimelek, de man van Naomi, zodat deze met haar beide zonen achterbleef. Dezen namen zich Moabitische vrouwen: de ene heette Orpa en de andere Ruth; en zij woonden daar ongeveer tien jaren. Toen stierven ook die twee, Machlon en Kiljon, zodat die vrouw achterbleef, zonder haar beide zonen en haar man. Daarna maakte zij zich met haar schoondochters op en keerde uit het veld van Moab terug, want zij had in het veld van Moab vernomen, dat de Here naar zijn volk omgezien had door hun brood te geven."
Hoe het begon
God kan uit iets negatiefs toch iets positiefs maken.
Er zijn twee Bijbelboeken in de Bijbel die de naam van een vrouw dragen, d.w.z. het boek Esther en het boek Ruth. Zij beiden tonen aan dat God vrouwen gebruiken willen als een schakel in Zijn plan. Esther als koningin mocht een schakel zijn waardoor het Joodse volk van de totale uitroeiing behoed werd. Dat gebeurde vele honderden jaren voor de holocaust. Esther was een Jodin, maar Ruth daarin tegen was een Moabitische vrouw, een heidense dus in de ogen van de Jood. Maar God gebruikte ook Ruth als een schakel in Zijn plan.
Zij wordt later genoemd in het geslachtsregister van Jezus (Mat.1:5) ze werd een moeder in Israël in de rij van vrouwen waaruit uiteindelijk de Messias geboren werd. De Jood zou zo'n vrouw niet gekozen hebben, maar God koos haar uit en gebruikte haar in Zijn dienst. Uiteraard is ze in profetische zin het type van de bruidsgemeente van Jezus Christus die ook uit de heidenen voort zal komen.
De Bijbel zegt in Joh.1:11 dat Jezus tot de Zijnen is gekomen, dat waren de Joden Zijn volksgenoten in de dagen van Zijn aardse omwandeling, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen en toen heeft God zich tot u en mij gewend. Het is zoals Rom.11:15 zegt, hun verwerping betekend de verzoening van de wereld, maar God zal zich weer tot Israël keren. Het is niet afgelopen met dit volk, want Gods genade en roeping is onberouwlijk. Uiteindelijk zal God de totale ondergang van dit volk voorkomen, profetisch type hiervan vinden we in het boek Esther.
De figuur van Ruth is in vele opzichten een teken van Gods oneindige genade. Moab komt voort uit de zondige daad van de dochters van Lot met hun vader. We kunnen daarvan lezen in Genesis 19:30-38. Uit één van de dochters van Lot werd de stamvader van Moab geboren. Hoe ver was dat volk van God afgegroeid. In feite begon dit al toen Lot van Abraham scheidde in Gen. 13. Lot koos voor de vlakte van Sodom en de zonden die daar bedreven deerde hem niet. Eerst sloeg hij nog z´n tenten op bij Sodom, maar later zat hij er midden in. Abraham bad voor Lot en God deed alles om Lot voor Zijn oordeel over Sodom te behoeden. Hij werd tenslotte wel voor dat oordeel behoed, maar viel in andere strik van satan. Zijn dochters werden zwanger van hem en één van hen baarde Moab. Waar dit volk uit voort kwam, was ook tekenend voor de wijze waarop zij leefden. Het was een goddeloos volk, wat leefden in overspel en hoererij. De geschiedenis van Ruth toont aan, God zag weer naar hen om. Ondanks hun afdwalingen, ondanks hun falen, ondanks hun onreinheid, God zag naar hen om. Uit die afgehouwen tronk, komt toch weer een loot voort.
God neemt er één uit, een vrouw, Ruth en voert haar terug naar Bethlehem. Zo is het ook vaak in ons leven, denk niet dat het zaad wat wij strooide, bijvoorbeeld in het hart van onze kinderen, zonder nut is. De Bijbel zegt dat Gods Woord nooit ledig weer zal keren. maar het zal doen wat God behaagt (Jes.55:11). Je zult het m.a.w. toch terug zien, op één of andere manier zal het z´n werk toch doen. Misschien in de nood, of in de ouderdom, of door vrienden, maar op een dag komt het gezaaide zaad op. God is instaat uit een afgehouwen tronk een nieuwe loot te doen voortkomen. Hij laat nooit varen het werk waar hij eenmaal mee begonnen is.
Blijf op de plaats die God u heeft aangewezen.
Elimelek trekt met zijn gezin weg uit Bethlehem. De naam Elimelek betekent: mijn God is koning.
De naam Naomi betekent "bekoorlijk". Twee namen die iets te zeggen hebben over hoe het begon. God was koning in dat gezin en Elimelek was gezegend met een bekoorlijke vrouw. Ze kregen twee zonen, Machlon en Kiljon en deze beide namen vertellen een heel ander verhaal. Machlon betekent zwakke en Kiljon wegkwijnend. Namen hebben altijd een speciale betekenis in de Bijbel. Als ouders in de Bijbel hun kinderen namen gaven wijst dat vaak op, wat ze op dat moment
meemaakten. Op het moment van de geboorte van deze twee zoons, waren ze wegkwijnend en zwak. Dit kwam uiteraard vanwege de honger in Bethlehem en hetgeen betekent broodhuis.
Dan vertrekken ze van die plaats naar Moab en daar vinden ze wel brood, maar hun situatie veranderd nauwelijks. Want hoewel de honger gestild werd, zijn ze op een vreemde heidense plaats en ook daar kwijnen ze geestelijk gesproken weg. Daarna sterft eerst Elimelek en vervolgens de beide zoons.
Wat is de geestelijke les voor ons?
God had Israël, dus ook het gezin van Elimelek, een plaats gegeven. In Deutr.12:5 staat dat God een plaats aanwees voor Israël en op die plaats zou God hun zegenen en tot zegen stellen. In Deutr.11:13-17 staat dat God hun oogst zou vermenigvuldigen. Als Israël later het land Kanaan innam, kreeg elke stam van het volk een eigen plaats (Joz.13,14/19). God heeft ook voor elk van ons een plaats. Het is niet verkeerd om van werkkring of woonplaats te veranderen, maar vraag het wel eerst de Here. Bidt de Heer welke plaats hij voor u heeft. In Openb.2:13 staat dat Jezus zegt: "Ik weet waar gij woont". God is 't die de omstandigheden leidt. Hij heeft ons ergens gebracht, daar wil Hij ons tot zegen stellen. Hij had een plaats voor Abraham, Hij riep hem van
Ur der Chaldeëen. Zo ook heeft God een plaats in Zijn lichaam (= gemeente) voor u (1 Kor.12:18). Op die plaats alleen kunt u geestelijk groeien naar volwassenheid in de Heer, mits u blijft staan en dat deed Elimelek niet. Toen het niet goed met hem ging had hij zich moeten verootmoedigen. Je kunt geestelijk wegkwijnen en honger lijden, Gods Woord spreekt niet meer tot ons, de predikingen in de gemeente spreken niet meer en dus leiden we geestelijk honger. Niet de prediker heeft daarvan de schuld, want vroeger sprak het ons wel aan. Denk aan de gelijkenis van de zaaier (Matth.13). Daar vertelt de Heer Jezus hoe een zaaier uitging om te zaaien en hoe slechts een kwart van het zaad in vruchtbare aarde viel. Driekwart ging verloren, het sprak de
toehoorders niet meer aan en daarvoor waren verschillende redenen. Wat wij in zo´n situatie moeten doen is duidelijk, niet te snel weglopen van de plaats waar God ons gesteld
heeft, maar ons verootmoedigen voor de Heer en Hem vragen ons aan te wijzen wat de groei van het zaad in de weg staat. Soms kan het eenvoudig liggen in het feit dat we enorm druk zijn met van alles wat nodig is en geen tijd nemen voor de Heer. De duivel is overigens een meester in het opwerpen van steeds meer bezigheden. Een andere oorzaak ligt in de zorgen die we iedere dag meedragen en die we maar zo moeilijk over kunnen geven aan de Heer. Jezus zegt in Matth.13:22 dat de zorg van de wereld de doorns zijn die het zaad van Gods Woord in ons verstikken. Wat we moeten doen is, dat wat ons hindert in geloof over geven aan Hem. Iets anders wat we uit deze les kunnen leren is, dat we tevreden moeten zijn met de plaats die God ons gegeven heeft in Zijn gemeente. We moeten ons nooit laten verleiden om te haken naar dingen die God ons niet (of nog niet) gegeven heeft.
Een heel mooi voorbeeld is het verhaal van Uzzia in 2 Kron.26:8/16:21. Deze koning regeerde het land voorspoedig, God zegende hem, maar op een dag ging het fout. Hij was namelijk niet tevreden met de plaats die God hem had gegeven en wilde naast Koning ook nog priester zijn. Hij begon, zonder daartoe geroepen te zijn, in het heiligdom van de Tabernakel reukoffers te brengen. God oordeelde hem en hij werd melaats en daardoor leefde hij de rest van zijn leven "afgezonderd van het huis des Heren". Ook vandaag zijn er mensen die zich nergens meer thuis voelen, in geen enkele gemeente en daardoor komen ze alleen te staan, afgezonderd van het huis des Heren (=gemeente). De reden is, ze waren nooit tevreden met de plaats die God hen
gegeven had, ze wilden altijd meer. Belangrijk zijn, iets betekenen in de gemeente. God kan zulke mensen niet gebruiken. Niemand behoeft in Gods gemeente een plaats
te bevechten, wat van God is wordt ons eenvoudig door Hem gegeven.